HOF WIL DUIDELIJKHEID OVER IN STAAT VAN BESCHULDINGING STELLING HOEFDRAAD

Foto: Voormalig Governor van de Centrale bank van Suriname em  minister van Financiën Gilmore Hoefdraad | Auteur: Wilfred Leeuwin.

Het Hof van Justitie wil eerst duidelijkheid over de in staat van beschuldiging stelling van ex minister Gilmore Hoefdraad, voordat het verder gaat met de hoger beroep strafzaak van de voormalige bewindsman.

Dit stelde het Hof maandag, bij monde van fungerend Hof-kamer president Anand Charan, bij het begin van de hoger beroepzaak, waarin Hoefdraad zijn veroordeling tot 12 jaar celstraf aan het aanvechten is.

Een vijfkoppige Hof-kamer geleid door Charan, is hiermee, akkoord gegaan met het verzoek van de advocaat van Hoefdraad, Murwin Dubois, om te wachten met de verdere behandeling van de strafzaak in hoger beroep totdat in twee andere Civiele rechtszaken, een bodemprocedure bij het Hof zelf en een hoger beroep in kort geding, er beslist is als de tweede in staat van beschuldiging stelling van Hoefdraad, door het huidig parlement wel of niet terecht is.

Salomons oordeel

Hoefdraad was eerder in 2019 door het toenmalig parlement niet in staat van beschuldiging gesteld, wat betekende dat hij niet vervolgd kon worden. Na de verkiezingen in mei 2020 heeft de toenmalige procureur generaal Roy Baidjnath Panday voor de tweede keer een verzoek ingediend bij het huidig parlement, om de gewezen bewindsman in staat van beschuldiging te stellen.

Dat verzoek is toen gehonoreerd, waarna het Openbaar Ministerie begon met het vervolgen van Hoefdraad. De voormalige minister werd hierna op 17 januari 2022 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaar cel en een geldboete van SRD 500.000, Subsidiair met 12 maanden celstraf, voor zijn betrokkenheid bij het spraakmakend corruptieschandaal bij de Centrale Bank van Suriname (CBvS).

De ex-minister heeft ondanks het vonnis, daarvoor en nadien, steeds deze tweede ‘in staat van beschuldiging’ aangevochten. Internationaal boekte hij succes omdat Interpol, mede op basis van onder andere de politieke motieven bij de tweede in staat van beschuldiging stelling, geweigerd heeft de voormalige minister op te sporen aan te houden en aan Suriname uit te leveren.

Dubois wist maandag de Hof-kamer ervan te overtuigen dat de uitspraken van de twee rechtszaken over de in staat van beschuldigingstelling van Hoefdraad belangrijk en mogelijk van invloed zijn op de hoger beroep strafzaak waarin hij zijn veroordeling aanvecht.

Op verzoek van rechter Charan deelde Dubois de kamer mee dat in het geval van de civiele bodemprocedure het Hof van Justitie op 8 augustus een uitspraak doet en in geval van het kantongerecht er op 23 oktober uitspraak wordt gedaan over de in staat van beschuldiging stelling.

Nog voordat de kamer besliste om te wachten op deze twee rechtszaken, heeft waarnemend Procureur Generaal Garcia Paragsingh de kamer gevraagd het verzoek van Dubois om te wachten op de uitspraken van de twee civiele zaken, af te wijzen, hem niet ontvankelijk te verklaren en meteen door te gaan met de behandeling van de strafzaak in hoger beroep.

Hoewel de kamer meeging met de raadsman van Hoefdraad om toch te wachten op de uitspraken van de twee civiele zaken, is aan de waarnemend PG ook de gelegenheid gegeven een begin te maken met de behandeling van de strafzaak in hoger beroep. Echter blijft het daarbij. De kamer zal wachten op de twee andere uitspraken en zal pas nadien op 6 november verder gaan met de behandeling van de hoger beroep strafzaak over het vonnist van Hoefdraad. “een Solomons oordeel van de rechters in de Hof-kamer” reageert raadsman Dubois.

Preliminair verweer Hoefdraad

Nadat waarnemend Procureur Generaal Paragsingh een begin had gemaakt met de strafzaak (benoemen van de personalia van de verdachte en de reden van zijn vervolging op basis van een dagvaarding), heeft de verdediging van Hoefdraad meteen ook preliminaire verweren (verweer dat gevoerd wordt voordat alle andere verweren of inhoudelijke behandeling van de strafzaak plaatsvindt) opgeworpen.

Hoefdraad werpt via Dubois op dat het meermalen in staat van beschuldiging stellen, zonder nieuwe feiten, op geen enkele wijze steun vindt in de wet. In het verweer geeft Dubois namens Hoefdraad alvast de volgende informatie aan het HvJ.

De Nationale Assemblee (DNA) heeft zoals artikel 10 van de Wet ‘In staat van beschuldiging stelling Politieke en gewezen politieke Ambtsdragers (WIPA) op 18 mei 2020 in een openbare vergadering beraadslaagd over het verzoek van toenmalig PG Roy Baidjnath-Panday, om Hoefdraad in staat van beschuldiging te stellen. In de ochtend van 19 mei 2020 werd door het parlement besloten dat Hoefdraad niet in staat van beschuldiging wordt gesteld.

Hij heeft daarna normaal gefunctioneerd als minister en heeft op 17 juli 2020, als gevolg van de verkiezingen van dat jaar een protocol van overdracht getekend met de nieuwe minister van Financiën, Armand Achaibersingh. “Indien hij in staat van beschuldiging was gesteld zou dit nooit mogelijk zijn geweest. Maar op 20 juli 2020 doet de PG weer hetzelfde verzoek aan het parlement.

Volgens de raadsman wordt Hoefdraad bij dit tweede verzoek niet gehoord zoals vereist is in artikel 8 van de WIPA en vindt er ook geen beraadslaging plaats. Het nieuwe parlement besluit op 6 augustus 2020 Hoefdraad wel in staat van beschuldiging te stellen. In zowel het eerste en het tweede verzoek van de PG, zijn de gronden voor het in staat van beschuldiging stellen ongewijzigd, zoals zelf ook door de PG wordt aangegeven.

Twee besluiten

De huidige situatie is nu dat er twee besluiten zijn ten aanzien van Hoefdraad. De een niet in staat van beschuldiging en het ander wel in staat van beschuldiging. Het eerste is niet ongedaan gemaakt door de tweede. Het ordereglement van de DNA, verbiedt echter in artikel 59 dat het parlement terugkomt op een eerder genomen besluit, tenzij er gewichtige redenen in s ’land belang of nieuwe feiten bekend zijn geworden die de beslissing van het eerste besluit ongeldig maken.

Het tweede verzoek van de PG, voldoet echter niet aan deze vereiste. “Daaruit afgeleid heeft DNA, in tweede instantie dus onrechtmatig gehandeld tegenover Hoefdraad” zegt Dubois. Er is niet alleen in strijd gehandeld met het ordereglement en de grondwet maar ook zijn de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het rechtszekerheidsbeginsel en het onpartijdigheidsbeginsel geschonden door het parlement onder leiding van Marinus Bee.

Uit een briefwisseling met Bee, blijkt dat de PG ook nog door de DNA-voorzitter is geïnformeerd dat op zijn eerste verzoek Hoefdraad niet in staat van beschuldiging is gesteld. Door de openbare behandeling van het eerste verzoek en de zoals de PG zelf zei vernomen te hebben uit de media, was het bekend bij het Openbaar Ministerie dat er al een besluit was genomen over het verzoek van de PG, zonder dat, dat ergens ongedaan was gemaakt.

Hoewel het Openbaar Ministerie volgens de wet verantwoordelijk is voor het opsporen en vervolgen van alle strafbare feiten, gepleegd door een politieke of gewezen politieke ambtsdrager, slaat volgens Dubois de PG in deze de plank compleet mis en heeft impliciet meegewerkt aan onbehoorlijk bestuur. Een gewijzigde (politieke) samenstelling van DNA, mag niet betekenen dat het orde regelement van het college met de voeten wordt betreden. Juist bij een gewijzigde samenstelling is het van belang om eerdere besluiten te respecteren, conform de wet, om te voorkomen dat het land in een chaotische spiraal terecht komt, na een verkiezing.

Ernstige schending
Dubois zegt bij het opwerpen van het preliminair verweer dat wanneer wordt gekeken naar het samenspel van artikelen in het Wetboek van Strafvordering, de zaak Hoefdraad beëindigd had moeten worden. De PG had de tweede (hernieuwde vordering) nooit mogen indienen en had het parlement deze nooit in behandeling mogen nemen.

Volgens Dubois heeft hier een ernstige schending plaatsgevonden van de rechten van Hoefdraad, zoals die worden gegarandeerd in internationale verdragen en verklaringen die door Suriname nageleefd moeten worden. Zo benadrukken die verdragen dat niemand voor een tweede keer kan worden berecht voor een strafbaar feit waarvoor hij reeds is veroordeeld of waarvan hij is vrijgesproken.

Dubois meent dat het Openbaar Ministerie naar aanleiding van dit alles geen enkele vervolgingsbevoegdheid had. Namens Hoefdraad wordt dan ook geëist dat het OM door het HvJ niet ontvankelijk wordt verklaard om tot verdere vervolging over te gaan wegens vormverzuim en dat de dagvaarding tegen de gewezen minister van Financien wordt vernietigd.

UNITEDNEWS

 

 

Facebook Comments Box